Tagarchief: life’s little emotions

Marrakech: De soek (3)

Dinsdag, 15 november, 1994, Marrakech

Abdu toont ons enkele typische bouwwerken en poorten, vooraleer we naar de ‘echte’ soeks gaan, via een straatje waar alle ambachtslui vertegenwoordigd zijn: lederbewerkers, wevers, borduurders, pottenbakkers, meestal enkel mannelijke leden. Ze werken in omstandigheden die voor ons ondenkbaar zijn: in heel kleine krotpandjes, waar ze met zes of zeven op elkaar gedrumd hun ambacht moeten uitoefenen. Meestal vredige, teruggetrokken, maar aardige mensen. Anders dan de straatverkopers (die aan je plakken als stroop), laten ze je met rust en laten zich gewillig bespioneren. Ze zijn eigenlijk heel fier op wat ze doen en vinden het fijn te mogen tonen wat ze met handwerk tot stand brengen. ‘Le vrai artisanat’ glundert Abdu, terwijl hij een babbeltje doet met de ambachtslui. Ze wenken ons naderbij te komen om wat uitleg te geven over hun creaties en de manier waarop ze die maken. Jennie vraagt aan een lederbewerker of we met hem op de foto mogen. De man roept zijn ploegmaten erbij en we nemen een foto met de belofte dat we hen een exemplaar zullen opsturen. Een van de jongens schrijft zijn adres op een stukje leder. Lees verder Marrakech: De soek (3)

De Hammam (2)

https://www.youtube.com/watch?v=3PmLljekX9w&t=40s

Vervolg op ‘Marrakech

Dinsdag 15 november 1994, Marrakech

Ontbijten op een deftig uur in het centrum van Marrakech, op een dakterras met een prachtig panorama op de stad en in de verte het Atlasgebergte…. dat is pas luxe!!! De hele omgeving is  gehuld in een langzaam optrekkende, in de zon verdampende ochtendnevel.

Nadat we rijkelijk genoten heb van ons ontbijt, met zicht op dit  dynamisch schouwspel van een stad die ontwaakt (o-daar-heb-ik -altijd-al-zoveel-van-gehouden), lopen we even later op de rue Alla-l-Fassi, een brede boulevard met palmbomen. Tien uur. We voelen de ochtendkilte nog, vanwege de nevel, maar tegelijk kondigt de zon een behaaglijk warmte aan, die zelfs neigt naar hitte. Links van ons probeert een man gelijke pas met ons te houden. Ik gluur even terzijde. Hij vraagt of hij ons de stad mag laten zien. Jennie neemt het woord, terwijl ze resoluut doorstapt en hem kordaat probeert af te wimpelen. Hij reageert vrij arrogant. Met een neerbuigende blik en een vuile-vinger gebaar geeft hij blijk van zijn minachting voor ons, Europese vrouwen. Lees verder De Hammam (2)

Post operatiefje

‘Mag ik nu nog zwemmen?’
De chirurg keek haar aan en twijfelde even.
‘Wacht nog maar een paar weken.’
‘Ik bedoel “sjiek” zwemmen hé, met mijn hoofd boven water.’
Hij keek ernstig, maar aan het trillen van een spiertje nabij zijn mondhoek kon ze afleiden dat hij geamuseerd was door haar uitspraak.
‘Sowieso moet je litteken eerst dicht gegroeid zijn’, zei hij, plots weer Lees verder Post operatiefje

Het verhaal van Jimmy

Als je elke dag dezelfde weg neemt, dan wordt dat na een tijd een soort automatisme waardoor je aan mensen en dingen voorbij loopt zonder nog echt te kijken. Een vorm van zekerheid dat wat je dagelijks ziet, er altijd zal zijn, ook al zie je niet meer echt dat het er nog ís.

En dan plots ontwaren je ooghoeken een leegte. Iets dat er altijd was, ís er niet meer. Je begint het te zoeken. Routinebeeld plots doorbroken, het plaatje klopt niet meer.

Jimmy had een vast plaatsje ingenomen op mijn netvlies. Elke dag dat ik voorbij de kerk liep, op weg naar mijn auto iets verder op de parking, zat hij op dezelfde plek, bij de ingangspoort van de kerk. Een oude, magere man, zijn hand rustend op een wandelstok, benen gekruist, in beige, slash, grijze kledij. Aanvankelijk dacht ik dat hij daar gewoon zat te kijken naar de mensen die voorbij kwamen. Maar op een dag zei mijn vriend, die schuin tegenover de kerk woont en heel vaak voor zijn raam staat te kijken naar ‘bewegende beelden’ op het plein, dat hij diezelfde man, met discreet uitgestoken handje, ook al vaker opgemerkt had. In die mate zelfs dat hij hem begon te intrigeren. Wat deed die “voorname” man daar? Hij leek zo vriendelijk, zo “gedistingeerd”, te veel klasse hebbend om een bedelaar te zijn. Mij was het tot dusver nog niet opgevallen dat hij zijn hand überhaupt uitstak, zo discreet deed hij dat.

Ik nam me voor om eens extra goed op hem te letten. Samen besloten we om hem op een dag eens aan te spreken, zomaar, om kennis te maken, naar zijn levensverhaal te luisteren. Waarom zat hij daar? Waarom moest hij bedelen? We spraken af dat we hem af en toe eens iets zouden kunnen geven. Ja, dat zouden we doen, om hem vooruit te helpen. Want in ons hoofd verdiende die man het niet om te moeten bedelen. Telkens er iemand de kerk binnen ging, knikte Jimmy vriendelijk, om pas daarna op een heel subtiele manier zijn hand uit te steken. Op de één of andere manier vertederde dat gebaar ons. Je zou je bijna schuldig gaan voelen indien je niets zou geven.