‘Mag ik nu nog zwemmen?’
De chirurg keek haar aan en twijfelde even.
‘Wacht nog maar een paar weken.’
‘Ik bedoel “sjiek” zwemmen hé, met mijn hoofd boven water.’
Hij keek ernstig, maar aan het trillen van een spiertje nabij zijn mondhoek kon ze afleiden dat hij geamuseerd was door haar uitspraak.
‘Sowieso moet je litteken eerst dicht gegroeid zijn’, zei hij, plots weer ernstig.
‘Een paar weken kan je toch wel nog wachten veronderstel ik?’
‘Ach ik zwem eigenlijk zelden of nooit hoor’ zei ze, ‘misschien omdat ik denk dat het niet meer mag, dat ik het plots belangrijk ga vinden’.
Dat spiertje rond de chirurg zijn mondhoek ging weer trillen.
‘Uhuu’ zei hij, neuriënd vanuit zijn keel.
Het viel haar op dat hij dit kleine ….kreetje zullen we ’t maar noemen, wel vaker uitte, en hij deed dat iedere keer op een heel eigen manier, een beetje omgekeerd. De U hoog, de huu laag. U..huu… Ja, dat was haar eerder ook al opgevallen. Grappig vond ze dat. Het maakte hem zo menselijk. Het leek wel alsof hij daarmee de stiltes tussen de gesprekken probeerde te doorbreken.
‘Over precies tien dagen mag je huisarts de nietjes uit je hoofd halen.’
Even zag ze een beeld van een verwijderd nietje waar wat hersenen waren aan blijven plakken en ze huiverde.
‘Alles oké?’ vroeg de chirurg.
‘Ik wacht nog maar wat met zwemmen dan…’ zei ze bleekjes.
Annemie